En iedere middag werd er gevoetbald, op het veldje om de hoek. ‘Kantoorlui tegen werkvolk. Ging er hard aan toe, hoor. Daarna opfrissen en weer verder.’
Hoewel de ouderdom inmiddels langzaam vat op hem krijgt, blijft hij er alles aan doen om fit te blijven. Iedere dag doet Henk nog krachtoefeningen. Voor de buikspieren. De triceps. ‘Maximaal een kwartiertje. En dan zo diep mogelijk gaan, hè.’
Hij loopt twee krantenwijken (‘heeft de vrouw direct geregeld na mijn pensioen’) en heeft een ‘paar adresjes’ waar hij de tuin onderhoudt. ‘Levert een leuk extra zakcentje op.’
En hij doet het natuurlijk graag, werken in de tuin. Dat is al zijn hele leven zo. Niet voor niets heeft hij thuis een grote koivijver én een speciale boom. Een Ubbink-boom. ‘Op iedere afdeling stond altijd een kerstboom. Ik heb er één mee naar huis genomen, drie zakken potgrond gekocht, de wortels ingewikkeld en een hele winter warm water gegeven. Iedereen in de straat lachte mij uit, dacht dat het mij nooit zou lukken. “Laat ze maar lachen”, zei mijn vrouw. “Jij krijgt ’t voor elkaar.” En zo is het. Hij staat er nog steeds.’
Zo blijft Henk niet alleen altijd verbonden aan Ubbink door de tienduizenden dakramen die door zijn handen zijn gegleden, maar zal Ubbink ook de rest van zijn bestaan in zijn leven blijven.